Kweek
Wanneer klimaat, lichtduur en voeding op orde zijn, gaan de meeste tangara’s vanzelf over tot broeden. Toch blijft het succes sterk afhankelijk van de gezondheid, huisvesting en stabiliteit binnen de volière of kweekkooi. Tangara’s zijn gevoelig voor stress, en zelfs kleine verstoringen kunnen het broedproces negatief beïnvloeden.
De kweek kan gestimuleerd worden door het voer iets eiwitrijker te maken aan het begin van het seizoen. Een koppel dat ondanks goede omstandigheden langdurig niet tot broeden komt, verdient extra aandacht. Vaak ligt de oorzaak bij een onderliggende ziekte of parasitaire infectie, een mismatch binnen het koppel, omgevingsstress of ontoereikende licht- of temperatuurcondities. Laat in zo’n geval altijd onderzoek uitvoeren. Een eenvoudige mestcontrole door een gespecialiseerd dierenarts kan al veel duidelijkheid geven. Gezonde vogels vormen de basis van elke succesvolle kweek.
Vrijwel alle tangara-soorten bouwen een cupvormig nest en maken dankbaar gebruik van tralienestkastjes of groene nesten voor Europese vogels gevuld met geschikt nestmateriaal (kokosvezel, sisal, mos, fijne worteltjes). Een uitzondering is de zwaluwtangara (Tersina viridis), die ook in gesloten tropische kastjes broedt. De meeste soorten beginnen snel met nestbouw zodra de omstandigheden juist zijn. Het tempo en de taakverdeling verschillen per soort en zelfs per koppel.
De meeste legsels bestaan uit 2 tot 3 eieren. De broedduur ligt tussen de 12 en 14 dagen, afhankelijk van de soort (bijv. Tangara cyanicollis 12 dagen; Tangara arthus 14 dagen). Zowel man als pop kunnen broeden, maar bij de meeste soorten neemt de pop het grootste deel van het broedwerk voor haar rekening.
Tangara’s die in goede conditie zijn, kunnen meerdere rondes per jaar grootbrengen. In het wild blijven jongen vaak bij de ouders en helpen mee bij volgende legsels. In gevangenschap zien we echter dat dit meestal niet goed werkt in kleinere verblijven, omdat de man na enkele weken de jongen kan gaan opjagen.
Het gedrag van de man tijdens het broeden varieert sterk, sommige mannen helpen mee met voeren en blijven rustig en andere mannen kunnen de pop of de jongen verstoren. In dat geval is het verstandig om de man tijdelijk afzonderlijk te plaatsen, maar zó dat hij de pop kan blijven zien. Zo blijft hij in broedstemming en kan hij later probleemloos weer worden ingezet voor een volgende ronde. Het is daarom aan te raden om bij de inrichting van uw volière of kweekkooi vooraf een afscheidingsmogelijkheid te voorzien.
De jongen groeien snel. In de eerste weken is insectenrijk voer van essentieel belang. Een pop kan de jongen in principe alleen grootbrengen, maar een goed functionerend koppel heeft duidelijk de voorkeur. De jongen vliegen meestal uit rond dag 14 tot 18, afhankelijk van de soort. Ze zijn volledig zelfstandig na ongeveer 35 dagen. Wanneer het koppel in goede conditie blijft, kan een nieuw nest snel volgen.
Broedproces bij Tersina viridis © Alex Mulder